Mugbrieven & art 21-procedure-leden

Het is uw goed recht informatie (op) te vragen!

Stel: u wordt staande gehouden door een agent; mag deze agent dat zomaar? U ontvangt een zgn aanslag van gemeentebelasting; mag de gemeente dit zomaar?  Hieronder een aantal teksten die u zou kunnen gebruiken om de rechtmatigheid van deze acties op te vragen. Gebruikt u deze tekst als inspiratie en maak uw eigen brief.

 

Staande houding door agent: (sturen naar het politieburo en/of gemeentehuis van uw gemeente)

Op <datum> ben ik staande gehouden door iemand die zich bekend maakte als <naam> <functie>. Ik heb duidelijk gemaakt dat ik daar niet van gediend ben en ik heb deze persoon verzocht zijn akties te staken. Dat heeft deze persoon niet gedaan. Hierbij vraag ik de machtiging op die <naam><functie> zou moeten hebben om mij in prive lastig te vallen. Ik verwacht van u dat ik deze machtiging binnen 14 dagen krijg toegestuurd. Krijg ik van u geen machtiging dan heeft <naam> kennelijk zijn bevoegdheden overschreden en verzoek ik u strafrechtelijke aangifte tegen <naam> te doen. U bent hiertoe verplicht conform art 162 & 163 Sv.

Met vriendelijke groeten,

namens <Persoonsnaam>                                                               Rechtmatig vertegenwoordiger

<:mensennaam:>

 

Toelichting (niet opsturen): Art 1:1 bepaalt dat u ‘vrij bent en bevoegd tot het genot van burgerlijke rechten’. Dit is het hoogste artikel in het wetboek en gaat volgens de lex superior voor op alle andere artikelen. Alle andere artikelen in het wetboek kunnen uw vrije rechten dus niet afpakken. Ongehinderde doorgang is een vrij recht. De politie of gemeente zal zich ervan afmaken met een opmerking dat in gemeentewet die&die deze autorisatie staat en dat het daarom mag. Maar welke autoriteit heeft u de politie of gemeente gegeven? Waarschijnlijk geen enkele: die gemeentewet bindt u dus niet.

 

 

 

Gemeente Belasting – Factuur gemeentebelasting: (sturen naar het gemeentehuis van uw gemeente: raadsgriffie)

Op <datum> heb ik van of via de gemeente <naam gemeente> een schrijven ontvangen. Het lijkt op een verzoek tot betaling. Het voldoet echter niet aan de voorwaarden die hieraan door de wet worden gesteld. Het vermeldt ook geen naam van diegene die meent iets van mij te vorderen te hebben. Hierbij vraag ik de machtiging op die <gemeentenaam>  zou moeten hebben om mij dit soort schrijvens te sturen. Ik vraag ook de machtiging die <Gemeente> zou moeten hebben om dit soort schrijvens in deze onrechtmatige vorm te versturen. Ik verwacht van u dat ik deze machtiging binnen 14 dagen krijg toegestuurd. Krijg ik van u geen machtiging dan heeft <gemeentenaam> kennelijk haar bevoegdheden overschreden kan ik het document terzijde stellen. Daarnaast informeer ik u dat ik het recht heb om u -als eindverantwoordelijke binnen de gemeente- persoonlijk aansprakelijk te stellen voor het schenden van mijn rechten.

Met vriendelijke groeten,

namens <Persoonsnaam>                                                               Rechtmatig vertegenwoordiger

<:mensennaam:>

 

Toelichting (niet opsturen): Art 1:1 bepaalt dat u ‘vrij bent en bevoegd tot het genot van burgerlijke rechten’. Dit is het hoogste artikel in het wetboek en gaat volgens de lex superior voor op alle andere artikelen. Alle andere artikelen in het wetboek kunnen uw vrije rechten dus niet afpakken. U hoeft dus belastingoplegging door wie dan ook zonder overeenkomst niet te dulden. De gemeente zal zich ervan afmaken met een opmerking dat in gemeentewet die&die deze autorisatie staat en dat het daarom mag. Maar welke autoriteit heeft u de gemeente gegeven? Waarschijnlijk geen enkele: die gemeentewet bindt u dus niet.

 

Artikel 21-procedure: (art 21 Rv) Naar waarheid antwoorden.

Rechtsvragen onder art 21 Rechtsvordering (Rv)

Art 21 Rv: Partijen zijn verplicht de voor de beslissing van belang zijnde feiten volledig en naar waarheid aan te voeren. 

Het niet of niet naar waarheid beantwoorden van deze vragen is strafbaar gesteld onder art 227a en 227b Sr:

Art 227a Sr: Hij die, anders dan door valsheid in geschrift, opzettelijk niet naar waarheid gegevens verstrekt aan degene door wie of door wiens tussenkomst enige verstrekking of tegemoetkoming wordt verleend, wordt, indien het feit kan strekken tot bevoordeling van zichzelf of een ander, terwijl hij weet of redelijkerwijze moet vermoeden dat de verstrekte gegevens van belang zijn voor de vaststelling van zijn of eens anders recht op die verstrekking of tegemoetkoming dan wel voor de hoogte of de duur van een dergelijke verstrekking of tegemoetkoming, gestraft met gevangenis straf van ten hoogste vier jaren of geldboete van de vijfde categorie.

Art 227b Sr: Hij die, in strijd met een hem bij of krachtens wettelijk voorschrift opgelegde verplichting, opzettelijk nalaat tijdig de benodigde gegevens te verstrekken, wordt, indien het feit kan strekken tot bevoordeling van zichzelf of een ander, terwijl hij weet of redelijkerwijze moet vermoeden dat de gegevens van belang zijn voor de vaststelling van zijn of eens anders recht op een verstrekking of tegemoetkoming dan wel voor de hoogte of de duur van een dergelijke verstrekking of tegemoetkoming, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren of geldboete van de vijfde categorie.

Het niet of niet naar waarheid beantwoorden van deze vragen is hiermee een strafbaar feit en een onrechtmatige daad jegens de aanvrager. De schade voortvloeiend uit deze onrechtmatige daad dient te worden vergoed conform art 6:162 Bw:

  1. Hij die jegens een ander een onrechtmatige daad pleegt, welke hem kan worden toegerekend, is verplicht de schade die de ander dientengevolge lijdt, te vergoeden.
  2. Als onrechtmatige daad worden aangemerkt een inbreuk op een recht en een doen of nalaten in strijd met een wettelijke plicht.
  3. Een onrechtmatige daad kan aan de dader worden toegerekend, indien zij te wijten is aan zijn schuld.

Voorbeeld brief: stellen van rechtsvragen:

Vanaf <datum> is er sprake van overlast vanuit uw vereniging door systematische, opzettelijke en herhaalde inbreuken op de persoonlijke levenssfeer. De overlast is zodanig dat het leven voor betrokkenen onleefbaar wordt. De druk op de persoonlijke levenssfeer duurt tot op heden voort. Betrokkenen trekken de legitimiteit van de rechtshandelingen met de daaruit voortvloeiende rechtsgevolgen die tegen (elk van) hen worden verricht sterk in twijfel. Zij wensen uitsluitsel op hun werkelijke rechtspositie te verkrijgen door tussenkomst van de rechter. Het recht om met rust gelaten te worden prevaleert, terwijl nakoming van plicht -zo betogen betrokkenen- slechts gevorderd kan worden als hier een grondslag voor de inbreuken op recht geleverd kan worden inzake art 3:33 BW. Om de werkelijke positie van het recht in Burgerrecht te kennen waarbij één der partijen in dwaling zou kunnen zijn, is informatie die zij eisen van uw vereniging benodigd om duidelijkheid over die rechtspositie te verkrijgen. Het is hierom dat betrokkenen middels deze brief uw vereniging onder artikel 21 Rv vragen stelt.

Mochten deze vragen niet, of niet naar waarheid worden beantwoord dan zullen betrokkenen uw vereniging in rechte betrekken. Eerstens de stap in Kort geding, ten tweede de stap in ‘Bodemprocedure’. Betrokkenen willen voor eens en altijd duidelijk hebben: is er een rechtmatige grondslag voor Horigheid in dwang zonder voorafgaande wilsverklaring? In de grondslag van het Civiel recht moet duidelijkheid geboden worden over de juridische verbintenis en op welke wijze deze tot stand is gekomen wil deze van rechtswege niet nietig zijn.

De strafbaarheidstelling in de wet om deze rechtsvragen niet naar waarheid te beantwoorden is ernstig, te weten art 227a Sr en art 227b Sr (niet aanlevering van de antwoorden op de gestelde vragen vanuit uw vereniging wijst voorts op ‘rij’ aan dat uw vereniging bewijsbaar nòg ernstiger in strijd handelt met het fundamenteel recht en de wet, conform art 44 Sr art 45 Sr, art 365 Sr, art 284 Sr, art 285b Sr, art 285 Sr, art 273f Sr, art 274 Sr enz.) en hierdoor schadeplichtig conform art 6:162 Bw.

Voor de aanlevering in Civiel recht doen betrokkenen een beroep op Art 21 RV, immers pas nà die aanlevering van de gevraagde informatie over rechtspositie naar waarheid kan worden bepaald welke plichten door hen al of niet vervuld zouden moeten worden conform die overeenkomst/verbintenis. Er wordt door uw vereniging of door uw opdrachtgever gehandeld volgens art 2:5 BW in vermogensrecht en de rechtshandelingen zijn louter een menselijke handeling op de wilsvertrouwensleer (art 3:33 BW). De handelingen van uw vereniging en/of uw opdrachtgever zijn vooralsnog aangemerkt als nietig en vernietigbaar en vernietigd volgens art 3:44 BW, art 3:49 BW, art 3:50 BW en art 3:53 BW.

Betrokkenen geven u of uw organisatie nog één laatste mogelijkheid om de gevraagde informatie -opgevraagd onder art 21 Rv- te verstrekken:

  • Een waarheidsgetrouw kopie van de originele machtiging waaruit ondubbelzinnig en onomstotelijk de bevoegdheid blijkt dat u of uw vereniging onder uw leiding herhaaldelijk, opzettelijk en systematisch inbreuk mag (laten) maken op de persoonlijke levenssfeer van betrokkenen om (elk van) hen te dwingen iets te doen, iets niet te doen, te moeten dulden of te laten, zulks in natte inkt getekend met volledige vermelding van de persoonsnamen en functie van degene die u hiertoe bevoegd heeft gemaakt.

Heeft u dit gejuridiseerd document niet in uw bezit, beantwoordt u ondergetekende naar waarheid het genoemde niet in uw bezit te hebben met een ‘ik heb het niet’.  

  • Waarheidsgetrouwe kopieën van de originelen van stukken die de verbintenis ondubbelzinnig en onomstotelijk met bovengenoemde persona tonen -op welke mogelijk denkbare wijze dan ook ontstaan- waardoor elk van hen als enig wettig bevoegde tot het gebruik van de persona in Burgerrecht bestuursrechtelijk gedwongen mag worden met rechtsgevolgen tot vermogensrechtelijke voldoeningen zonder het voorafgaand wilsverklaren conform art 3:33 BW, zulks met dezelfde vereisten van volledige juridisering. Indien deze (automatisch of niet-automatisch) elektronisch zijn opgemaakt en verstuurd dienen deze stukken volledig te voldoen aan de vereisten zoals gesteld in art 3:15a BW in het bijzonder lid 2 a, b, c, d, e en f.

Heeft u dit gejuridiseerd document niet in uw bezit, dan beantwoordt u ondergetekende naar waarheid eveneens het genoemde niet in uw bezit te hebben met een ‘ik heb het niet’.

Ondergetekende verzoekt -en indien nodig: vordert- de antwoorden op bovengenoemde vragen naar waarheid aan te leveren binnen een termijn van 14 dagen na dagtekening van dit schrijven waarna bij gebreke hiervan deze zaak aanhangig gemaakt zal worden bij een bevoegd rechter.

 Onder voorbehoud van alle rechten omni jurisdictio,

Namens <persoonsnaam aanvrager>,

 

Bijlage: wetteksten.

Wetteksten:

 

Art 21 Rv: Partijen zijn verplicht de voor de beslissing van belang zijnde feiten volledig en naar waarheid aan te voeren. 

 Art 227a Sr: Hij die, anders dan door valsheid in geschrift, opzettelijk niet naar waarheid gegevens verstrekt aan degene door wie of door wiens tussenkomst enige verstrekking of tegemoetkoming wordt verleend, wordt, indien het feit kan strekken tot bevoordeling van zichzelf of een ander, terwijl hij weet of redelijkerwijze moet vermoeden dat de verstrekte gegevens van belang zijn voor de vaststelling van zijn of eens anders recht op die verstrekking of tegemoetkoming dan wel voor de hoogte of de duur van een dergelijke verstrekking of tegemoetkoming, gestraft met gevangenis straf van ten hoogste vier jaren of geldboete van de vijfde categorie.

Art 227b Sr: Hij die, in strijd met een hem bij of krachtens wettelijk voorschrift opgelegde verplichting, opzettelijk nalaat tijdig de benodigde gegevens te verstrekken, wordt, indien het feit kan strekken tot bevoordeling van zichzelf of een ander, terwijl hij weet of redelijkerwijze moet vermoeden dat de gegevens van belang zijn voor de vaststelling van zijn of eens anders recht op een verstrekking of tegemoetkoming dan wel voor de hoogte of de duur van een dergelijke verstrekking of tegemoetkoming, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren of geldboete van de vijfde categorie.

6:162 Bw:

  1. Hij die jegens een ander een onrechtmatige daad pleegt, welke hem kan worden toegerekend, is verplicht de schade die de ander dientengevolge lijdt, te vergoeden.
  2. Als onrechtmatige daad worden aangemerkt een inbreuk op een recht en een doen of nalaten in strijd met een wettelijke plicht.
  3. Een onrechtmatige daad kan aan de dader worden toegerekend, indien zij te wijten is aan zijn schuld.

 

 

 

Word lid van ‘Word Mens’

U krijgt als lid van ‘Word mens’ toegang tot alle (complete) video’s, voorbeeldbrieven, handleidingen. De zekerheidstellingsovereenkomst en de juridische toolkit, met o.a. opzegging machtiging besturen, zijn aparte tools die wij aanbieden. Daarnaast ontvangt u support, als dat nodig is, via de helpdesk. Klik hier.